Nederland, van consensusland naar conflictland
Ingrid Thijssen
Door de Wamca is Nederland een paradijs voor collectieve rechtszaken, schrijft Ingrid Thijssen (VNO-NCW). Dat is onnodig, want het komt door drie nationale bepalingen die wij boven op de Europese richtlijn zetten.
Onlangs verscheen een evaluatie van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (Wamca). Een gemis in deze evaluatie was dat deze niet kijkt naar de bredere maatschappelijke en economische effecten. Terwijl juist dáár de gevolgen van de Wamca het grootst zijn.
De Nederlandse uitwerking van de Europese richtlijn kent drie nationale koppen – striktere wetgeving dan noodzakelijk. Daardoor groeide ons land uit tot een paradijs voor rechtszaken – met serieuze gevolgen voor ons investeringsklimaat.
Rijnlandse overlegmodel
Nederland kent van oudsher een Rijnlandse bestuurscultuur. Geen star juridisch formalisme, maar overleg en het zoeken naar consensus tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Die benadering heeft ons veel gebracht. Het Nederlandse (ondernemings)recht is mede daardoor flexibel en praktijkgericht: regels zijn niet tot in detail dichtgetimmerd, maar afgestemd op de realiteit.
In plaats van direct naar de rechter te stappen, losten partijen hun geschillen onderling op. Ons Rijnlandse model schiep zo stabiliteit, voorspelbaarheid en ruimte voor maatwerk. Die aanpak was een belangrijke reden waarom veel bedrijven juist Nederland kozen om te investeren.
Helaas zien we de laatste jaren de opmars van het Angelsaksische conflictmodel.
Waar in het Rijnlandse model vertrouwen en samenwerking centraal staan, legt het Angelsaksische model de nadruk op juridisering en het afdwingen van rechten. De rechter moet het conflict oplossen.
Een van de belangrijkste aanjagers van deze ontwikkeling is de Wamca. Momenteel lopen in Nederland honderd collectieve zaken, met een totale gevorderde schade van €88 mrd. Dit is ongeveer 30% van alle collectieve zaken in de Europese Unie.
Drie nationale keuzes
Het doel van de Wamca is goed: gedupeerden helpen via collectieve schadeclaims zodat zij eenvoudiger een vergoeding kunnen krijgen. Ook kan de aangesproken onderneming zo een terechte claim efficiënt afhandelen. Maar bij de uitwerking van de Europese richtlijn voegde Nederland drie belangrijke nationale bepalingen toe.
Ten eerste: wie een collectieve actie mag voeren. In de meeste EU-landen kunnen alleen (gecertificeerde) consumentenorganisaties een vordering indienen. In Nederland kan vrijwel iedereen via een stichting een collectieve actie starten. De eisen aan de representativiteit en democratische legitimatie van zo’n stichting zijn daarbij minimaal: heeft u ook maar enige achterban, dan kunt u collectief procederen.
Ten tweede: welke sanctie de rechter kan opleggen. Naast een schadevergoeding kan dit een collectief gebod of verbod zijn voor een bedrijf om iets te doen of juist te laten. In de meeste Europese landen kan dit alleen op het gebied van het consumentenrecht – denk aan een eis om de algemene voorwaarden aan te passen. In Nederland gaat het om een mogelijk gebod of verbod op álle rechtsgebieden. Allerlei partijen, met minimale representativiteit, kunnen hierdoor ingrepen in de bedrijfsvoering proberen af te dwingen.
‘Nederland kent geen grens voor de vergoeding die een commerciële partij bij een massaclaim ontvangt’
In de derde plaats kent de Nederlandse wet een ‘buitenboordmotor’ om rechtszaken te beginnen. In tegenstelling tot in andere EU-landen kent Nederland geen grens op de vergoeding die een commerciële partij ontvangt wanneer zij een massaclaim organiseren en succesvol zijn. De Wamca wordt zo steeds vaker ingezet door commerciële partijen die procederen als verdienmodel. Amerikaanse advocatenkantoren zien Nederland sinds de Wamca als een lucratief procedeerland.
Collectieve acties zijn bijna altijd gefinancierd door procesfinanciers of gespecialiseerde claimorganisaties. Deze financiers vragen bij een succesvolle uitkomst – bijvoorbeeld een schikking of schadevergoeding – een percentage van 20% tot 25%.
In Duitsland ligt dat op maximaal 10%.
Dit betekent dat bedrijven in Nederland een hoger risico lopen op rechtszaken tegen hun bedrijf.
VNO-NCW krijgt signalen dat de Wamca een reden is waarom bedrijven ons land mijden – of vertrekken.
Invloed op vestigingsklimaat
Door de Wamca groeide Nederland uit tot een paradijs voor rechtszaken tegen bedrijven. Dat heeft serieuze gevolgen voor het ondernemersklimaat en ons verdienvermogen, dat al onder druk staat.
Het is tijd voor een brede herbezinning. Dat betekent niet dat we terug moeten naar een situatie zonder mogelijkheden voor collectieve rechtsbescherming. Die is en blijft van groot belang. Maar we moeten wél serieus kijken naar de impact.
Een bredere evaluatie van de Wamca – inclusief maatschappelijke en economische (kosten)effecten – is dringend nodig. Om te toetsen of de wet voldoet aan de doelstelling een ‘stok achter de deur’ te zijn voor gedupeerden, en om te voorkomen dat Nederland afglijdt van een consensusland naar een conflictland.
Conflict en procederen zijn nooit gratis. Niet voor bedrijven, niet voor de samenleving, en niet voor de Nederlandse concurrentiepositie. Wij staan bekend om onze open economie, betrouwbare instituties en pragmatische rechtscultuur. Laten we die waarden bewaken, juist in tijden van verharding en juridisering. Breng daarom de kosten van het (commerciële) conflictmodel door de Wamca volledig in kaart.
Over deze opiniebijdrage
Ingrid Thijssen is voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW.